Ook bij geavanceerde gebouwbeheersystemen is meten weten

In een hoog tempo worden gebouwen steeds ‘smarter’. Daardoor wordt het geheel aan gebouwsystemen ook steeds complexer. Zet jij bijvoorbeeld nog op kantoor een raam open als je frisse lucht wilt? Nee, als gebruiker vertrouwen we erop dat het binnenklimaat automatisch en slim wordt geregeld. Benieuwd naar de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van binnenklimaattechnologie? Mark van der Heijden, directeur van gebouwklimaatspecialist Delta-P, vertelt hierover in VastgoedJournaal.

“Meten is weten”, zegt Mark, “dat geldt ook voor gebouwen. Dus hoe meer je meet, hoe smarter je gebouw. Maar dan… Met kennis alleen ben je er natuurlijk nog niet. Het gaat erom wát je vervolgens met die kennis doet. Daarom brengen we niet alleen de werking van de klimaatinstallatie in kaart, maar zorgen we er ook voor dat deze optimaal functioneert. Bij bestaande klimaatinstallaties, maar ook vóór oplevering van nieuwe gebouwen.”

Klimaatsystemen complexer

Om een voorbeeld te geven van de complexiteit van de klimaatsystemen noemt Mark een situatie waarbij gebruikers ontevreden waren over de temperatuur in hun gebouw. De installateur kon het probleem niet achterhalen. Zijn scan gaf netjes hetzelfde aan als de thermostaat.

Mark: “Wij hebben toen uitgebreide meting gedaan volgens de Fangermethode, waarbij we niet alleen de temperatuur meten, maar ook welk percentage van de gebruikers comfortklachten ervaart, gebaseerd op de warmtebalans van het lichaam. Daar kwam uit voort dat een aantal gebruikers de temperatuur handmatig veranderde, terwijl de installateur van mening was dat de temperatuur volstrekt automatisch werd geregeld. Daardoor hadden de gebruikers geen duidelijke instructies gekregen voor het instellen van de apparatuur en waren de metingen van de installateur niet objectief.”

Optimaal ontworpen installatie

Het probleem in het bovenstaande voorbeeld is dat de installatie op zich optimaal is ontworpen voor maximaal comfort en efficiënt energiegebruik, maar dat de uitvoering van het installatiewerk en het uiteindelijke gebruik niet optimaal is.

Hoeveel sensoren en waar?

Mark: “Door vroeg in het ontwikkeltraject aan te sluiten, bij voorkeur op het moment dat de keuze voor het installatieconcept is gemaakt, zorgen onze adviseurs ervoor dat de gekozen installatie optimaal kan werken. Dat begint met bepalen hoeveel sensoren we nodig hebben en waar ze worden geplaatst. Het mooie is dat sensoren steeds goedkoper worden. En hoe meer meetpunten je hebt, hoe beter je het klimaat kunt inregelen.”

Beter presteren en minder ziek

Dat inregelen is een vak apart, aldus Mark: “We berekenen niet alleen het warmteverlies en de koellast, maar ook temperatuuroverschrijdingen en maken een leidingnetberekening. Deze gegevens zorgen ervoor dat de installatie in balans is en koude-, warmte- en tochtklachten worden voorkomen. We merken steeds meer dat gebouweigenaren een hoge prioriteit geven aan een comfortabel binnenklimaat. Logisch, want dat zorgt ervoor dat medewerkers beter presteren en minder ziek zijn.”

Een centraal zelflerend gebouwbeheersysteem

De volgende stap is een interessante  vindt Mark. Dat is namelijk dat deze gegevens worden gekoppeld aan verlichting, zonwering en toegangsbeheer in een centraal zelflerend gebouwbeheersysteem.

Mark: “Stel dat je de vergaderzaal opent met je pasje en dat verlichting dichtbij het scherm alvast uitgaat, de beamer uit het plafond zakt, de screens naar beneden gaan en de temperatuur zich automatisch aanpast aan jouw voorkeur, daarbij rekening houdend met het feit dat het vandaag een warme dag is. Als jij na je presentatie weer de deur sluit, regelt het gebouwbeheersysteem automatisch dat de screens omhoog gaan. Hij heeft namelijk op basis van de weersverwachtingen berekend dat de komende zonne-uren de stookkosten voor morgen drastisch verminderen.”

Bron: VastgoedJournaal 7 augustus 2019